Als je ons zou vragen wat we onszelf zoal zien doen op vijfennegentigjarige leeftijd, dan zouden we je het antwoord schuldig moeten blijven. We kunnen alvast zeggen dat we onszelf dan geen twee uur durend concert zien geven in het Koninklijk Circus. Wie dat wel nog deed, was Hugues Aufray, zonder meer een icoon binnen de Franse muziekwereld en bekend om zijn Franse versies van traditionals, vertaalde Bob Dylan-nummers en een handvol zelfgeschreven klassiekers die met name in zijn vaderland in ieders geheugen gegrift staat.
Om het op een zondag zeer aangename aanvangstijdstip van achttien uur werd de zaal al warm geklapt door het publiek, waarna Aufray alleen zijn intrede deed op het podium. De zanger zette op mondharmonica meteen de melodie van “The Times They Are A-Changin'”, in het Frans simpelweg “Les temps changent”, in. Zijn vierkoppige band viel na een eerste gezongen strofe in alle subtiliteit in. De Fransman bleef Dylan, met wie hij in 1984 ook enkele keren samen een combinatie van hun versies van eerdergenoemde klassieker live speelde, vervolgens nog even eren met “Cloches Sonnez”.
Aufrays begeleidingsband liet zich kenmerken door de afwezigheid van percussie – die we ook geen moment gemist hebben – en de veelzijdigheid van de muzikanten. Van banjo’s en mandolines tot violen en lapsteelgitaar; het passeerde allemaal de revue. “Des jonquilles aux derniers lilas” werd zo voorzien van een fraai stuk banjo, terwijl de lapsteel later nog enkele Dylan-covers zou opleuken.
Doorheen de avond toonde de Fransman zich ook een meer dan waardig verhalenverteller, al kan je natuurlijk ook wel veel ervaringen delen na vijfennegentig jaar op deze aardbol rondgelopen te hebben. Hij herinnerde het publiek voor “Dès que le printemps revient” aan zijn deelname aan het Eurovisiesongfestival dat uiteindelijk gewonnen werd door de piepjonge Gigliola Cinquetti. Nadat ze de hele avond naast elkaar hadden gestaan, gingen enkele kranten ervan uit dat de twee een stel waren, dus had Hugues thuis wat uit te leggen aan vrouw en kinderen.
Aufray bekoorde gelukkig met meer dan zijn opmerkelijke verhalen, maar ook met muziek die verdomd aanstekelijk werkt, los van wanneer het precies is uitgekomen. Zo had het begin dit decennium verschenen “Dan Tucker” een hoog jinglegehalte, dat ervoor zorgde dat het lied niet moest onderdoen voor de klassiekers. Ook zijn versie van “Man Gave Names to All the Animals” was heel catchy en werd al snel door het hele publiek meegezongen.
De lapsteel mocht eindelijk goed en wel zijn intrede doen op het steeds voortkabbelende maar ook constant spannende bluesnummer “Cauchemar psychomotor”, waarbij ook een vintage klinkend hammondorgel zijn duit in het zakje deed. De lapsteel bleef vervolgens aanwezig voor een in het Engels begonnen en beëindigd “Blowin’ in the Wind”, wat heel aanrijpend was. “La fille du Nord”, dat naar een majeur einde werd gestuwd, kwam dan weer nog net dat tikkeltje smartvoller binnen dan gewoonlijk door de lapsteel.
Niet alle verhalen die Aufray bracht waren er om eens hartelijk mee te lachen. De Fransman was namelijk een tiener toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak en het Vichy-regime in Frankrijk heerste. Hij vertelde hoe hij een pistool tegen de buik gedrukt werd door de een SS-er en hoe de bij zijn gezin inwonende jood Helmut Wolf via Toulouse naar een concentratiekamp werd gestuurd, waar hij aan cholera overleed. “Petit Simon” met daarin de zin ‘Les étoiles ne sont pas toujours belles, quand on les accroche sur le coeur’ greep vervolgens volledig naar de keel. Met “Waltzing Mathilda” werd na het opzwepende en op ukulele gebrachte “L’epervier” nog één keer teruggekeerd naar die zwaarmoedigheid, waarna we in de laatste rechte lijn van het concert belandden, namelijk de grote klassiekers.
Het microfoonstatief dat de Fransman al staande over zijn schouder vasthield tijdens “Waltzing Mathilda” stond gelukkig alweer op de grond toen “La ballade d’Ira Indien” werd ingezet, terwijl het publiek pas heel gek werd toen “Le petit âne gris” begont. Veel gsms’s gingen de lucht in voor een van de favoriete nummers van de fans en terwijl nadat ze net weer waren weggestoken, weer bovengehaald werden voor “Céline”, kampte de zanger opeens met een technisch probleempje. De zanger kon zijn band niet meer horen in zijn monitor, waarna hij stopte met zingen en het publiek het volledig van hem overnam. Of het echt een technisch probleem of net iets heel bewust was zullen we nooit zeker weten, maar het werkte gelukkig wel.
Gelukkig werd ook “Adie monsieur le professeur”, een liedje dat vandaag de dag waarschijnlijk nog steeds geleerd wordt op de Franse schoolbanken, ook uit volle borst door het volledig publiek meegezongen, want Aufray zong er toen wel pijnlijk naast. We kunnen het een man van zijn leeftijd natuurlijk niet echt kwaad nemen dat hij niet al zijn noten perfect haalt, maar laat ons het erop houden dat de Fransman hier toch echt wel geluk had dat zijn fans er zin in hadden.
Na een fraai uitgevoerd “Stewball”, met een melodie die zo goed is dat John Lennon haar stal voor “Happy Xmas (War Is Over)”, kreeg Aufray een welverdiende staande ovatie. Voor het daaropvolgende “Santiano”, het allerbekendste nummer van de Fransman, bleef het publiek dan ook rechtstaan, meeklappen en natuurlijk ook meezingen, waarna het concert van Aufray met een volksfeestje leek te eindigen. Dat was buiten Aufray zelf gerekend, die solo met zijn akoestische gitaar nog “La prière” van Georges Brassens bracht, om finaal nog mee te zingen met het door de speakers galmende “On s’reverra”.
Samen met zijn op zoveel instrumenten begeesterde band, zijn versies van traditionals, een handvol Bob Dylan-covers en zijn eigen klassiekers bracht Hugues Aufray op vijfennegentigjarige leeftijd een meer dan aardig concert. Met zijn nog steeds warme en tegelijk door de jaren en door het leven getekende stem wist de Fransman verschillende keren te ontroeren. Dat zijn stem op enkele momenten echt niet meewilde nemen we er met liefde bij, want wat de beste man op zijn leeftijd nog presteert, doet ons vermoeden dat hij er wel nog een jaartje of tien zou kunnen bijlappen. Misschien denkt Aufray dat zelf ook, want ‘on s’reverra’ betekent nu eenmaal ‘we zullen elkaar weer zien’ en na vandaag kunnen we enkel stellen dat dat wel degelijk nog steeds de moeite waard is. Zonder echte kleerscheuren kwam Aufray doorheen zijn concert in het Koninklijk Circus en op die manier lijkt de Fransman ook richting een leeftijd met drie cijfers te gaan.